- Home
- Thema's
- Politiek & Media
- Onderwijsbeleid in tijden v...
Onderwijsbeleid in tijden van populisme
Het begon medio mei nog met verrassing. Dat het hoofdlijnenakkoord ‘hoop, lef en trots’ inzette op ‘beperking van studiemigratie’ kwam niet onverwacht. Wat verraste was het gebrek aan substantie in de paragraaf over onderwijs. Het leek wel of de coalitiepartijen het onderwijs waren vergeten. Hoe verder je doorlas, hoe hoger de opgetrokken wenkbrauwen. Uit de budgettaire bijlage bleek dat er fors gekort ging worden op onderwijs en wetenschap. Latere reconstructies van de coalitievorming in de pers bevestigden de eerste indruk: geen van de partijen had zich druk gemaakt over onderwijs.
Na de zomer kwam de verontrusting. Het regeerprogramma van het kabinet Schoof – veelzeggend zonder titel of motto – gaf meer zicht op waar de grote klappen van de bezuinigingen zouden vallen. De onrust was groot en groeide.
In het najaar kwam de verbijstering. De onderwijsbegroting maakte de aangekondigde bezuinigingen concreet. Hoe concreter het werd, hoe groter de zoektocht naar een onderliggende gedachte, een logica, achter de keuzes.
Het kalenderjaar werd passend afgesloten met verbluffing. Het Kamerdebat over de onderwijsbegroting werd een schijnvertoning. Als figurant stond de Minister in het openbaar een begroting te verdedigen, terwijl de hoofdrolspelers in een besloten kamer diezelfde begroting stonden te verbouwen. De onderhandelingen tussen coalitie en oppositie werd een visieloos geschuif met potjes.
De lotgevallen van het Nederlandse onderwijsbeleid in de tweede helft van 2024 passen in een breder patroon. Want hoewel populistische partijen in ieder land een eigen kleur aannemen en eigen accenten leggen, is er ook een gemene deler als het over onderwijsbeleid gaat.
Kiezers associëren een onderwerp vaak met één politieke partij. Politicologen noemen dat ‘issue-ownership’. Streng asielbeleid is van de PVV, prudente overheidsfinanciën hoort bij de VVD, de BBB staat voor het platteland en NSC voor goed bestuur. Politieke partijen aan de uiteinden van het politieke spectrum – zowel links als rechts – zijn aanvankelijk vaak ‘issue-ignoring’ wat onderwijs betreft. Ze hebben andere prioriteiten. Zie daar het hoofdlijnenakkoord met een kort en licht paragraafje over onderwijs.
Populistische partijen hebben, zoals dat heet, een ‘dunne ideologie’. Dat is anders dan bijvoorbeeld liberale, sociaal- of christendemocratische partijen die voortbouwen op een lange historie van denkers en een uitgewerkt beeld van hun ideale samenleving. Met zo’n dunne, populistische ideologie is beleid vaak niet meer dan een tijdelijk en toevallig setje maatregelen. Een diepere gedachte ontbreekt, laat staan een visie of logica. Zie daar de onderwijsbegroting.
In verschillende landen agenderen populistische partijen vaak vergelijkbare thema’s. Meer waardering voor vakmanschap en praktisch onderwijs is er één. Het onderwijs richten op nut voor de arbeidsmarkt is een ander. In een aantal landen, waaronder Nederland, komt het terugdringen van het aantal internationale studenten daarbij. Onder elk van deze onderwerpen ligt een reële en terechte zorg.
Het probleem rond onderwijsbeleid in tijden van populisme zit niet op voorhand in de geagendeerde thema’s op zichzelf. Het punt is dat populisme en consistent beleid zelden samengaan. Dat weten we allang. Beleid van populistische partijen loopt in de praktijk nogal eens stuk op dunne ideologie, omdat het in de praktijk leidt tot grote tegenstrijdigheden. Hét voorbeeld hier is Project Beethoven.
Project Beethoven
In onze moderne, van technologie doordrenkte wereld, zijn microchips en alles wat daar met halfgeleiders en semiconductors mee te maken heeft van cruciaal en strategisch belang. ASML, uit Veldhoven, is een wereldleider in die industrie en de belangrijkste onderneming rond Brainport Eindhoven. Het doel van Project Beethoven is een forse ‘schaalsprong’ mogelijk te maken van die industrie. Door dingen als huizen bouwen, snelwegen verbreden, en investeren in leefbaarheid. Een belangrijk onderdeel van Project Beethoven is zorgen dat er genoeg arbeidskrachten komen. Om voldoende technici op te leiden heeft de rijksoverheid een speciale gezant aangesteld en een pot geld beschikbaar gemaakt van € 450 miljoen tot 2030, en daarna € 80 miljoen jaarlijks en structureel.
Tot 2030 zijn naar schatting bijna 40.000 éxtra technisch opgeleide mensen nodig voor de schaalsprong. Het merendeel van die mensen zal werkzaam zijn in en rond Eindhoven. Ongeveer 30% van die extra technici moet een academische master hebben. Het gaat dan om ruim 11.000 mensen. Op dit moment halen jaarlijks ongeveer 6.000 mensen een academische master voor een technische opleiding. Dat is voor álle technische opleidingen bij elkaar, van álle Nederlandse universiteiten. De laatste jaren is ruim 30% van die technische masters een internationale student. Kortom: de opschaling van de chipindustrie is op korte termijn onmogelijk met louter Nederlandse masters. Er is immers niet alleen rond Eindhoven behoefte aan meer technisch opgeleid personeel. Daarom gaan Nederlandse universiteiten, gestimuleerd en financieel ondersteund door de overheid, actief en gericht master studenten werven in andere landen. Binnen Europa worden studenten geworven in Italië, Griekenland, Spanje, Hongarije, Duitsland, Polen, Roemenië, Litouwen, België, Portugal, Frankrijk en Ierland. Universiteiten gaan ook actief studenten werven in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Mexico, Indonesië, Taiwan, Turkije, Vietnam en India.
De microchip en semiconductor industrie is, zeker in het licht van geopolitieke ontwikkelingen, belangrijk voor heel Europa. Daar gaat het hier niet om. De reden dat ik het noem, is dat Project Beethoven dé illustratie is van tegenstrijdig beleid. Onze regering verkondigt met de ene mond dat er veel mínder internationale studenten naar Nederland moeten komen en doet op voorhand alvast een flinke greep in de kas van met name universiteiten. Diezelfde regering bepleit met een andere mond dat studenten uit een hele reeks landen vooral in Nederland moeten komen studeren en investeert harde duiten in de werving.
Inconsistent beleid is niet zonder gevolgen. Als beleid niet meer valt uit te leggen verliezen zowel het beleid als de makers hun legitimiteit. Daarnaast zorgen inconsistenties voor grote mazen in wet- en regelgeving. Daarmee wordt geen enkel doel gehaald terwijl de collectieve onvrede alleen maar toeneemt.
Waslander, S. (2025). Onderwijs in tijden van populisme. Rubriek Bestuur Beleid Beschouwing. DNMonline, 13 januari 2025.