Extensiveren

Inleiding

Het aantal studenten in het hoger onderwijs is de laatste jaren flink toegenomen. Helemaal in lijn met de Lissabon-doelstelling volgt een steeds groter deel van een leeftijdscohort hoger onderwijs. De budgetten zijn gestegen, maar lang niet zo sterk als het aantal studenten.

Intellectuele armoede

Rond de eeuwwisseling stonden aan de universiteiten ruim 160 duizend studenten ingeschreven. In 2016 was dat aantal gegroeid tot bijna 260 duizend, een stijging van bijna 60%. In dezelfde tijd is de rijksbijdrage gedaald van ruim 19 duizend naar circa 14 duizend euro per student. Een daling van bijna 30%. Dat kan natuurlijk niet zonder gevolgen blijven. Universiteiten – en ook hogescholen – moeten al jaren met minder geld meer studenten bedienen. Hoe ze dat doen? Ze extensiveren het onderwijs.

Extensiveren is een duur woord voor massale colleges en weinig écht en direct contact tussen studenten en bekwame docenten. Als reactie kwam er een norm voor het aantal ‘contacturen’. Dat je daar zo’n woord en een getal voor nodig hebt, zegt eigenlijk al genoeg. Veel opleidingen halen die norm dankzij werkgroepen. In de werkgroepen worden studenten begeleid door welwillende, maar vaak onervaren, promovendi. Ook zetten opleidingen (tijdelijke) docenten in die zelf geen onderzoekstijd hebben.

Een andere vorm van extensiveren is studenten samen aan opdrachten laten werken. De idee dat het werken in teams de toekomst heeft, legitimeert het werken in groepjes. Met groepswerk is op zich helemaal niks mis, en het kunnen werken in een team is een belangrijke vaardigheid. Wie heeft niet de ervaring én de frustratie van groepjes en teams die niet functioneren? Het treurige is dat studenten wel de boodschap krijgen dat ze moeten leren samenwerken, maar adequate begeleiding op dat punt vaak ontberen. Als zo’n groepje niet naar behoren functioneert – wat natuurlijk regelmatig gebeurt – geven docenten al te vaak niet thuis. Die zijn te druk, of niet bij machte om adequaat te interveniëren. De vergoelijking ‘daar leren ze van’ is gemakzuchtig. Studenten leren vooral dat ze van docenten weinig te verwachten hebben, en dat het loont om mee te liften op het werk van anderen.

Met het geld dat wordt uitgespaard met het studievoorschot, moet het hoger onderwijs weer ‘kleinschalig en intensief’ gaan worden. Omgerekend komt er geld voor veertienhonderd extra docenten aan universiteiten. Dat is één fulltime docent op 186 studenten; de lijn tussen belofte en bedrog is flinterdun. Ondertussen gaat de extensivering door. Het is een duur woord voor intellectuele armoede.

 

Waslander, S. (2017). Extensiveren, Didactiefonline, februari 2017