Museum

Inleiding

Na maandenlang formeren zit er (oktober 2017) een liberaal-confessioneel kabinet. En ja hoor, in het regeerakkoord staat dat leerlingen het Wilhelmus (en de context) moeten leren en dat het kabinet het mogelijk gaat maken dat leerplichtige leerlingen tenminste één keer in het Rijksmuseum en de Tweede Kamer komen.

Een rationeel debat over het curriculum

Vooral het museumbezoek lokte reacties uit. Waarom het Rijksmuseum en niet De Canon van Nederland in Arnhem? Wie gaat dat betalen? En vooral: waar denkt de regering zich mee te bemoeien?

Vanuit praktisch oogpunt doen de voorstellen denken aan het boek Seeing Like a State. James Scott beschrijft hierin hoe goede bedoelingen van de overheid door onvermijdelijke machinaties helemaal verkeerd uitpakken. Denk aan de uitvoering. Om iets te stimuleren is geld nodig, anders is het een lege huls. Dat geld moet over scholen worden verdeeld. Krijgen alle scholen evenveel, ongeacht of ze in Amsterdam, Delfzijl of Vlissingen staan? Dat is niet eerlijk. Dus zijn er regels nodig. Publiek geld krijgen betekent publiek verantwoorden. Dus zijn er richtlijnen en mogelijk controles nodig. Eén keer naar het museum tijdens de leerplichtige leeftijd betekent óf op de basisschool, óf op de middelbare school. Als basisscholen én middelbare scholen aanspraak op dat geld kunnen maken, kan dat betekenen dat leerlingen twee keer naar het museum gaan. Dat is duur. Dus is er bestuurlijk overleg nodig om initiatieven van scholen af te stemmen. Zo leidt zo’n goede bedoeling binnen de kortste keren tot onvermijdelijke bureaucratie.

Vanuit principieel oogpunt zijn deze afspraken in het regeerakkoord ronduit opmerkelijk. Tot voor kort kon in Nederland bijna niet over de inhoud van het onderwijs worden gedebatteerd. Met de grondwettelijke vrijheid van richting en inrichting achter de hand, werd ieder politiek initiatief dat aan het curriculum raakte traditiegetrouw met de term ‘staatspedagogiek’ onschadelijk gemaakt. Het is niet voor niets dat er pas sinds de jaren negentig kerndoelen zijn, en dat die kerndoelen zo ruim zijn omschreven dat scholen er nog alle kanten mee op kunnen. De term staatspedagogiek werd in 2010 nog door confessionele partijen gebruikt om bezwaren te uiten. Over de niet-controversiële basisvaardigheden taal en rekenen. Uitgerekend liberale en confessionele partijen maken nu deze beladen afspraken.

Tegenwoordig wordt langs de typisch Nederlandse weg van commissies, platforms en projectgroepen schoorvoetend in de richting van een toekomstig curriculum gewerkt. Dat er langzaam maar zeker een rationeel debat over het curriculum tot stand komt, is pure winst. Het gaat immers om het hart van het onderwijs. Laat die paar zinnen in het regeerakkoord dat prille proces vooral niet verstoren.

 

Waslander, S. (2017). Museum, Didactiefonline, oktober 2017

Aanbevolen

Lees meer

Sturing van burgerschapsvorming

De burgerschapsopbrengsten van scholen in Nederland laten te wensen over. Zo blijven de competenties van leerlingen in het voortgezet onderwijs achter bij die van...

Lees meer