- Home
- Thema's
- Gelijkheid & Inclusie
- Toetje
Inleiding
In het kleine zit vaak het grote. Zo hoorde ik onlangs over twee jongeren die in dezelfde groep in een internaat wonen. Ze komen uit verschillende gemeenten. Die gemeenten hebben verschillende contracten met het internaat. Wat betekent dat de ene jongere wel, en de andere jongere geen recht heeft op een toetje.
Variatie en complexiteit
Hoe hebben we het zo kunnen verzinnen? Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdhulp, -bescherming en -reclassering. Gemeenten maken – al dan niet samen met andere gemeenten – afspraken met hulpverleners, zorgaanbieders en instellingen. Ze doen dat op verschillende manieren. De ene gemeente koopt andere hulp en zorg in dan de andere gemeente. Dat is helemaal in de geest van de nieuwe wet: niet ‘Den Haag’ kan oplossingen ontwikkelen, dat moeten partijen op lokaal niveau doen. Om gemeenten de ruimte te geven is er vooraf weinig echt geregeld.
Volgens de systeemtheorie leidt meer variatie op het ene niveau tot meer complexiteit op een ander niveau. Oftewel: meer ruimte voor gemeenten leidt tot meer complexiteit voor instellingen die met meerdere gemeenten te maken hebben. Want zij krijgen te maken met gemeenten die arrangementen inkopen mét een toetje, en met gemeenten die inkopen zónder toetje.
Deze nieuwe Jeugdwet is direct relevant voor het onderwijs. In combinatie met passend onderwijs moet het makkelijker worden om op lokaal niveau jeugdhulp en onderwijs beter op elkaar af te stemmen. In de praktijk lukt er veel, maar zijn er ook tal van complicaties. Weer een concreet voorbeeld: twee leerlingen van dezelfde school met een vergelijkbare ondersteuningsvraag wonen in verschillende gemeenten. Beide gemeenten werken met wijkteams, maar hebben de toegang tot hulp verschillend geregeld. In de ene gemeente bestaat het wijkteam uit zorgprofessionals die zelf voor eerste hulp zorgen, in de andere gemeente heeft het wijkteam de rol om door te verwijzen. De ene leerling krijgt direct hulp, de andere leerling moet twee maanden wachten. Wederom gaat meer ruimte voor variatie op het ene niveau (gemeenten) samen met meer complexiteit op een ander niveau (de school). Hoe leg je als zorgcoördinator van de school dat verschil in wachttijd uit aan leerlingen en ouders?
De roep van professionals en organisaties om meer autonomie en minder regels is groot. Vanuit ieders eigen gezichtspunt is een simpele oplossing vaak eenvoudig te bedenken. Gecombineerd staan we voor op de opgave om ruimte voor de één in evenwicht te houden met complexiteit voor de ander.
Waslander, S. (2018). Toetje, Didactiefonline, mei 2018